Indische roots van Haagse jazz

  • Ruud Pronk

  • Chris Hinze & Balawan

  • Rob Agerbeek

De Indische roots van de Haagse jazz

Kort voor en na de Tweede Wereldoorlog was de Haagse jazz-scene toonaangevend in Nederland. Dat Indische Nederlanders hierin een aanzienlijke rol speelden is goeddeels onbekend gebleven. Dat veranderde met het Tong Tong Festival in 2007 toen de Indische bijdrage aan de jazz in de spotlights werd gezet.

Jazz was een hype in de grote steden Batavia, Bandoeng, Semarang en Soerabaja. Het was de dansmuziek van het uitgaansleven: hoe ‘hotter’ hoe beter.

Rob Pronk

In Nederlands-Indië kon jazz al in de jaren ’20 en ’30 op grote populariteit rekenen. Op fuiven, dansavonden en bals, in sociëteiten, hotels en zwembaden, werd jazz als dansmuziek gespeeld. De Europese bevolking in Indië was in de vroege jaren van de 20e eeuw zeer gericht op Amerika. Amerikaanse films, dans en muziek waren populair, net als hawaiian muziek en later de rock ‘n’ roll.

Amerika

De Amerikaanse aanwezigheid in de nabijgelegen Filippijnen droeg ook bij aan de ontwikkeling van de vooroorlogse jazz in Nederlands-Indië. Zo speelden in 1927 jazzmusici uit Manilla op de grote Pasar Gambir in Batavia (een jaarbeurs met kunstnijverheid, muziek en dans, waar een deel van de roots van de Tong Tong Fair ligt). De musici bleven er hangen vanwege het goede jazzklimaat. Jazz was zelfs een hype in de grote steden Batavia, Bandoeng, Semarang en Soerabaja. Jazz was de dansmuziek van het uitgaansleven: hoe ‘hotter’ hoe beter.
Het waren juist jonge musici, meest amateurs, die in volle overgave deze jazz gingen spelen. Een paar namen van de dynamische bands zijn de Royal Jazzband, Brown’s Sugar Babies, de Batavia Syncopators, de Silver Kings en de Musical Rythmics. Deze waren, in tegenstelling tot jazzorkesten in Nederland, veel op de radio te horen. Op jazzconcoursen maten zij zich aan elkaar.

Indische jazzmuzikanten

Dat de jazzmusici in Indië meest geboren en getogen waren in Nederlands-Indië en van gemengde bloede waren, blijkt uit de foto’s van de bandleden die ons resten uit die tijd. Maar ook Indonesiërs, en later Chinezen speelden gebroederlijk samen in een en dezelfde band. De voorname rol van de Indische Nederlanders wordt in de weinige – en soms gedateerde – bronnen die ter beschikking staan, verklaard uit de ‘aangeboren muzikaliteit’ van deze groep. Maar de primaire reden was de oriëntatie op het westen (VS) van de in Indië geboren en getogen Nederlanders, in combinatie met de sociale gelaagdheid van de koloniale samenleving: de gekleurde Indo- Europese (‘Indo’) bevolkingsgroep, stond duidelijk lager in rangorde dan totoks.

Ongeoorloofde frivoliteit

In het vooroorlogse Nederland vond jazz maar weinig erkenning, met uitzondering van een kleine bovenlaag, vooral studenten. Jazz droeg het etiket van ongeoorloofde frivoliteit. Het was dan ook not done dat Nederlanders die naar Indië gingen aldaar jazz speelden, en al helemaal niet wanneer zij een hoge bestuursfunctie bekleedden. Er zijn verhalen bekend van zeer getalenteerde jazzmusici in Batavia die als gevolg van een bevordering hun muzikale carrière moesten beëindigen.

Onmiskenbare voortrekkersrol

De Indo-Europanen daarentegen bekleedden over het algemeen minder hoge functies waardoor zij dikwijls wel jazz konden (blijven) spelen. Ook als verlofganger in met name Den Haag, maar ook als student in Wageningen (waar de afdeling Tropische Landbouw aan de Landbouw Hoogeschool Wageningen was gevestigd) droegen zij bij aan het Hollandse muziekleven. Dit resulteerde ook weer in een ongekende dynamiek in het jazzleven in Indië want door de verloven en frequente overplaatsingen in Nederlands-Indië zelf, moesten de musici in sterk wisselende bezettingen spelen.
De inval van de Japanners in Nederlands- Indië maakte een voorlopig eind aan het jazzleven. Na de capitulatie van Japan wierf de militaire welzijnsorganisatie weer actief jazzmusici om voor het broodnodige amusement te zorgen.

Notenschrift: ‘taugé’

Het overgrote deel van de musici in Nederlands-Indië was autodidact – net als een aantal Indische jazzmusici die een rol spelen in het Haags-Indische Jazzproject van Stichting Tong Tong. Zij noemden het reguliere notenschrift ‘taugé’. Wel beheersten zij het eenvoudig systeem van ‘cijfernootjes’ van het zangonderricht op scholen. Op basis van nieuwe platen, een fijn muzikaal gehoor en transcripties van bladmuziek naar cijfernootjes maakten de Indische musici nieuwe arrangementen. Helaas is deze muziekgeschiedenis weinig gedocumenteerd. Van onschatbare waarde is daarom het boekje Batavia, a swinging town uit 1972, van Allard J.M. Möller van het Bredase jazzblad Chronicle (uitgegeven door Moesson). Op basis van oral history, interviews met toen reeds bejaarde beoefenaars, bracht hij de jazz tot de soevereiniteitsoverdracht in 1949 in kaart. Hij beperkte zich echter tot het jazzleven in Batavia en ging voorbij aan andere swinging towns.

Den Haag Jazzstad nr. 1

In Nederland werd tijdens de oorlog het spelen van jazz door de bezetters als entartete Musik aangemerkt en daarom verboden. Als gevolg hiervan speelden veel jazzbands als hawaiian band door. In dit genre speelden van oudsher de Indische Nederlanders een prominente rol. Hawaiiaanse muziek en dans was in Nederlands-Indië, net als jazz, zeer populair.

Na de dekolonisatie van Nederlands-Indië repatrieerden Indische Nederlanders
en. Velen van hen kwamen in Den Haag terecht, een stad met een sterk Indisch verleden mede vanwege het ministerie van Koloniën. Volgens Haagse jazzkenners Arie van Breda en Bert Jansma is de bijdrage van Indische jazzmuzikanten de voornaamste verklaring voor de ontwikkeling van Den Haag tot Jazzstad nr. 1 in Nederland. In deze context is ook de Indische achtergrond van wijlen Paul Acket, initiator van het North Sea Jazz Festival interessant: hij werd geboren in Semarang.

Dit artikel verscheen in 2006 in het winternummer van De Sobat. Tekst: Florine Koning, Tineke Mook.

George Dankmeyer, journalist, muzikant en programmeur maakte een verslag van het jazz-programma in 2007, een eerbetoon aan de Haagse Indojazzers. Zij waren vooral in de vijftiger jaren richtinggevend in de moderne jazz, die met de Transatlantische stroom op de Europese kusten aanspoelde. De Indische Roots van de Haagse Jazz, thans vroege zestigers tot gevorderde zeventigers.

Hun namen worden nog steeds met respect uitgesproken, die inmiddels tot grootheden uitgegroeide jazzcats van weleer, die vanwege hun Indische afkomst behalve krontjong en hawaiian warempel ook nog in staat waren de moderne progressies in jazzharmonieën te spelen. Rob Madna (†), Charlie Overbeek Bloem (†) en Rob Agerbeek op de piano, Rob Pronk op trompet, zijn broer en zuster Ruud en Babes respectievelijk op drums en als zangeres; Flip Willemsen, Ab de Molenaar (Millers) en George Hanepen, gitaar, Joop Ayal op tenorsaxofoon, Victor Kaihatu, Eddy de Haas (a.k.a. Eddy O’Hare), Dick (Adé) van der Capellen op contrabas, Dick Abel, gitaar, die in de zestiger jaren ook nog een belangrijke muziekprogrammeur bij de BBC was, fluitist Chris Hinze. Allemaal namen die ook internationaal zich een plek hebben weten te verwerven. Een belangrijk deel van deze illustere musici kwam zijn opwachting maken in het Bintang-Theater.

De keuze van Rob Agerbeek
Hoogtepunt van Jazz At the Pasar Malam Besar was het zaterdagavondconcert met de keuze van Rob Agerbeek. Hij wist zich omgeven door Flip Willemsen, gitaar, Harry Emmery, contrabas, Ben Schröder, drums. Het werd een drukbezocht avondje jazz die vooral de sfeer opriep van de Haagse vijftiger jaren jazzclubs als Embers, Amicitia, Gouden Regen, AVA, Padro, Achterom, Kettingstraat et cetera. De musici wisten het publiek duidelijk te maken dat zij de afgelopen halve eeuw hun favoriete stijl, de bebopjazz, nog perfect beheersten. Enig verschil was dat in de vroegere jazzclubs ook op deze muziek werd gedanst (jive); je kon niet anders en er was ook niets anders dan je vertier te zoeken in de bebopjazz. Het Pasarpubliek werd door deze muziek in gedachten weer teruggebracht naar alles wat in die tijd met jazz te maken had: de films Les Tricheurs, l’Ascenseur Pour l’Échafaud, Juliette Gréco en jazzclub Shéhérazade Amsterdam. Perfect.

Flip Willemsen
Flip Willemsen begon zijn entree zelfs met enkele zangnummers: How About You en It Happened in Monterey. Hierdoor bracht hij zijn aanhangers in herinnering dat hij in de beginjaren van zijn muzikale carrière als gitarist-zanger op het podium stond met hawaiian als voornaamste stijl – “hawaiian swingt ook” , zei hij tijdens zijn interview met Tanneke de Groot in het Bibit-Theater. En: “Rob Agerbeek vroeg mij in de Gouden Regen eens een nummer mee te mogen spelen. Dat was zijn eerste jazzoptreden”.

Tijdens dit interview bevond zich onder het publiek ene Arie van Hogezand (neef van wijlen jazzcat Jules van Hogezand, multi-instrumentalist die veel voor de Amerikanen in Duitsland optrad). Toen Flip Willemsen Rob en Babes Pronk hem ontwaarde riep hij uit: “Daar zit mijn opvolger!”. En Arie, én Robert Overbeek Bloem (zoon van de Indische jazzpianist Charlie †) zaten een dag later op het Bibit-podium waar hun door Arie van Breda en ondergetekende het hemd van het lijf werd gevraagd wat zij zich van hun oom, resp. vader wisten te herinneren. Rob Agerbeek, die in zijn beginjaren vooral furore maakte als boogiewoogiepianist, maar tot veler verbazing ook enige tijd heeft deel uitgemaakt van Art Blakey’s Jazz Messengers, toonde zijn vaardigheid op zeer ingetogen wijze op de vleugel.

Dat het totale optreden vooral nummers moest bevatten die het publiek ‘makkelijk konden vatten’ hebben de musici goed begrepen. Hoewel Rob Agerbeek zich heeft laten inspireren door Horace Silver, is hij een allrounder te noemen – “mijn pianoleraren zitten in de platenkast”, onthulde hij wederom tegen publicist-interviewer Arie van Breda, ooit eerder aan Art Blakey, die zich tijdens een auditie verbaasde over het improvisatievermogen en de vaardigheid van die bescheiden Indo…

Rob, Ruud en Babes Pronk
Daags daarna verscheen de familie Pronk in het Bintang-Theater, pianist-arrangeur Rob, drummer Ruud (Broer voor intimi) en Babes, zang. Victor Kaihatu op contrabas. Ook hier weer, de wereldvermaarde arrangeur Rob die met enkele standard songs begon, alsof hij nooit anders dan zingen had gedaan: Show Me The Way To Get Out Of  This World en Lady Luck. Babes Pronk, Flip Willemsen die ondanks haar leeftijd goed op stem was, terwijl Ruud en Victor het kwartetoptreden tot een unieke gebeurtenis maakten. Zonder al te veel progressieve uitstapjes, maar ingetogen mainstream en bebop. Het optreden was wat tam te noemen, misschien toe te schrijven aan de lichamelijke conditie van Rob Pronk en het tijdstip voor jazz-optredens, dat bij voorkeur naar de avond gaat. Dan komen jazzmusici pas op temperatuur, maar over het geheel genomen beantwoordde ook dit optreden aan de bedoelingen van de programmamakers – de Indische roots van de Haagse jazz, daar waren publiek, jazzpublicisten, recensenten en belangstellende jazzmusici het roerend over eens. Anekdotes over het bekende Rob Pronk sextet (met Shéhérazade, Amsterdam als spraakmakendste podium) waren dan ook niet van de lucht.

Fusion Jazz van Chris Hinze en Balawan
Wat moderner was het fusionjazz project van fluitist Chris Hinze met de Balinese gitarist Balawan. Strikt genomen het enige jazzconcert waarin (moderne) jazz en de Indisch-Indonesische elementen zowel progressief als harmonieus  uit de verf kwamen, maar voor deze constatering moest men wel insider zijn. Het optreden van Balawan trok enorm veel bezoekers. Deze gitarist demonstreerde, eveneens begeleid door traditionele instrumenten, een virtuositeit met een doubleneck gitaar, die hij echter niet bespeelde op de gebruikelijke manier, maar door op de snaren te tappen. Balawan gaf ook twee zeer druk bezochte gitaarclinics in de Bengkel. De Balinees is niet alleen een virtuoos gitarist maar ook een zeer humorvolle docent, zo bleek.

Contemporaine jazz
Bij wijze van contragewicht hadden de programmeurs van het Tong Tong Festival tijdens deze uitvoering ook een jongere vertegenwoordiger van de contemporaine jazz ingevoegd, de gitarist Olaf Tarenskeen. Geschoold in zowel de klassieke muziek als in de jazz. Aan de hand van eigen composities en vrije improvisaties (improvisaties waar harmonie, beat en vorm ogenschijnlijk worden losgelaten) liet hij horen hoe het hieruit ontstane materiaal zijn weg weer vond in de ‘standard traditie’. Voor deze musicus maakt het niet uit of hij solo dan wel met anderen optreedt,  hij is een meester in het akkoordenspel en speelt het liefst als een flamencogitarist met zijn vingers, zelden een plectrum tussen de vingers.
Op andere podia traden o.a. op Trio Agora Sim o.l.v. Maurice Rugebregt (Brazilian Swing), Bubblin’ Toorop, Denise Jannah (met krontjongband Rayuan Samud’ra), en fusionband
 Triba die door wijlen hun muzikale pleegvader Rob Madna zo intensief naar het tegenwoordige festivalniveau werden gestuwd. Op het Tong-Tong- Podium stond een groep stokoude fans zich te vergapen aan de schitterende fraseringen van hun cat, tenorsaxofonist Joop Ayal, die ook in de formatie van Bennie Pietersz meespeelde. In de jazz van Kim Pendjol was een vleugje kron- tjong hoorbaar. Gaat zij langzaamaan de richting op voor haar eigen stijl: de krontjongjazz? Jazzvocaliste Anna Montan sloeg in het Bintang-Theater de muzikale zijweg naar Indonesië in en speelde bekende Molukse traditionals op originele wijze.

Dit artikel verscheen in 2007 in  De Sobat. Tekst: George Dankmeyer.