Rens Heringa over batik

Rens Heringa: ‘Batik, niet zomaar een stofje’

Rens Heringa is een internationaal gerespecteerd kenner van batik. Zij groeide op in Twente tussen families van textielfabrikanten en kwam zo al op jonge leeftijd in contact met batik-imitaties bestemd voor de export naar Indië.

Vanaf de jaren ’50 woonde Rens Heringa decennia lang in Indonesië waar ze zich verdiepte in de Javaanse batik-technieken, in de symboliek van patronen en kleuren en verschillende wijzen van dragen. Voor de Tong Tong Fair maakte zij de tentoonstelling: ‘Oma’s Sarong – Familieverhalen in Batik’, die te zien was op de 54e en 55e Tong Tong Fair.  In 2013 interviewde De Sobat, het relatiemagazine voor donateurs van Stichting Tong Tong, Rens Heringa.

Hoe ver Twente en Java ook van elkaar vandaan liggen, tussen 1840 en 1940 waren de twee gebieden in nauw contact. Rond 1840 groeide het eens zo arme Twente uit tot de grootste Nederlandse fabrikant van machinaal geweven katoen bestemd voor de export naar Java. Rens Heringa: “Tijdens de korte periode van het Britse Tussenbestuur over Java (1811–1816) had gouverneur Thomas Stamford Raffles een eerste aanzet hiertoe gegeven. De recent opgezette Britse textielindustrie zou een lucratief afzetgebied kunnen vinden op Java voor in Engeland geproduceerde katoenen stoffen. Tegelijkertijd, meende hij, moesten de Javaanse landbouwers zich effectiever bezig gaan houden met de verbouw van exportgewassen op de grotendeels braakliggende gronden.”

Imitatie-doeken

Deze ideeën leidden er toe dat de eeuwenoude, Javaanse textielproductie binnen de familie verdween om over te gaan in een gecommercialiseerde semi-industriële werkwijze. Nadat Java weer onder Nederlands bestuur was gekomen, zetten de Hollanders geleidelijk aan eigen katoenweverijen op, en een wijdverbreid, zwaar gesubsidieerd exportnet. Het verplichte cultuurstelsel, dat de Nederlanders in 1830 invoerden, zorgde er tegelijkertijd voor dat de Javaanse bevolking geen tijd meer had om zelf katoen te verbouwen en te spinnen en weven. Alleen in afgelegen, onvruchtbare gebieden bleven de grondstoffen van eigen land en de bijna onverslijtbare kleding in ere, voornamelijk omdat dit geen extra uitgaven vereiste. De imitatie-batiks drongen in deze gebieden nauwelijks door.

Javaanse katoentjes

In Twente spon en weefde men tot 1940 volop voor de export naar Indië. “De stoffen stonden bekend als Javaanse katoentjes”, vertelt Rens. “Het goedkope miljoenenproduct was bestemd voor de grote massa van koloniale onderdanen. Wel waren de doeken aan beide kanten bedrukt in imitatie van de echte batik-doeken zoals die op Java werden gemaakt. Dat ze ‘Javaans’ werden genoemd, had dus vooral te maken met de bestemming van deze handelswaar.”
Raffles had al opgemerkt dat de Britse imitatie-batik de Javaanse en Maleise motieven nauwkeurig moest nabootsen en ook de Twentenaren waren zich ervan bewust dat de imitatie ‘goed’ moest zijn. Kleuren en patronen moesten dus kloppen, evenals de geur. Rens: “Maar hoeveel moeite men ook deed, een Javaan zag meteen dat het een batik cetak, een geïmporteerd katoentje betrof. Je kon duidelijk zien dat het om machinaal werk ging; de patronen hadden stijve lijnen en de symmetrie was te groot. De kleuren waren bovendien niet regelmatig genoeg, en de typische wasgeur ontbrak.”

Veldwerk in Indonesië

In 1952 ontmoette Rens in Amsterdam, waar ze Frans studeerde, een Indonesische student medicijnen die haar echtgenoot zou worden. Ze trouwden en gingen naar Indonesië. In haar nieuwe woonplaats Surabaya zag Rens tot haar verrassing de originele voorbeelden van de imitatie-batik die zij zo goed kende uit haar jonge jaren in Twente. Het intrigeerde haar zo, dat ze meer wilde weten van batik. Maar daarvoor wilde ze beginnen om eerst de techniek te leren. Ze nam les bij Javaanse vriendinnen die haar de Midden-Javaanse wastekentechnieken leerden en de tradities van het verven van de stof. Een paar jaar later, in de jaren ’70, ging ze naar Yogyakarta en ontdekte de moderne zogenaamde ‘batik painting’.

Een Hollandse gaat batik-les geven

Het bleek zo’n goede leerschool dat ze kort daarna uitgenodigd werd om zelf les te geven aan de batik-klas van de Surabayaanse afdeling van het ministerie van onderwijs. “Een Hollandse die batik-les ging geven, een idiote toestand”, lacht Rens. “Ik wist er kennelijk wel voldoende van, ook al bleef ik me bewust als Hollandse nooit een echt Javaanse ‘hand’ te zullen krijgen. Vanaf het begin van de jaren ’60 was ik als een van de weinig overgebleven Europeanen helemaal opgegaan in de Indonesische gemeenschap. Achteraf gezien is dat ideaal geweest want juist daardoor heb ik de cultuur van binnen uit leren kennen. Ik vergat op het laatst zelfs bijna dat ik Hollandse was en heb nog steeds veel en goede Indonesische vriendinnen. Zij hielpen me bij de huwelijken van mijn kinderen om de juiste batiks te bestellen en aan de kledingvoorschriften toch een eigen – wat Indische of bule – invulling te geven. Zelf droeg ik steeds vaker kain kebaya en vond mijn kains direct bij de batikkerij waar ze werden gemaakt. De oude vriendschappen en toenemende familierelaties maakten dat ik steeds meer leerde en over scheidslijnen heen kon kijken. Eigenlijk hoorde ik overal en nergens bij waardoor ik dingen opmerkte die mensen daar niet meer zagen.” Dit “veldwerk”, zoals Rens het achteraf noemt, werd geleidelijk een professionele bezigheid.

Kerek

In 1976 kreeg het onderzoek een nieuwe wending. In het Oost-Javaanse district Kerek (bij Tuban) bleken de vrouwen nog te spinnen en te weven volgens de eeuwenoude tradities. In deze toen moeilijk toegankelijke streek trof Rens aan wat Raffles in 1815 had beschreven: hoe in elk huisje een spinnenwiel en een weefgetouw was. Wat haar toen vooral trof, was de nooit beschreven variëteit aan weef- en batiktechnieken. Vanaf 1976 bracht Rens Heringa geregeld korte bezoeken aan Kerek.

De wetenschap

Na terugkeer naar Nederland kreeg haar werk geleidelijk een wetenschappelijke basis door een studie Javaanse taal en culturele antropologie. Van 1989 tot 1991 woonde Rens in een van de dorpen in Kerek waar ze officieel werd opgenomen in de familie van het dorpshoofd. Haar veldwerk was gericht op de relatie tussen de vorm en de functie van de doeken en ook op de symbolische betekenis van het hele proces van spinnen, weven en verven. Zo bleek dat niet alleen de kleuren maar ook de weeftechniek toont welke status de drager heeft binnen de gemeenschap en ook uit welk dorp hij komt.
Dank zij de dorpelingen kreeg ze in die twee jaar de essentie mee van haar begrip voor Javaanse batik. Ook kreeg ze er officieel haar dorpsfamilie bij. “Een jongere of minder ervaren vrouw had waarschijnlijk niet zoveel mogen weten. Vooral door mijn status van grootmoeder waren de mensen bereid om eeuwenoude kennis met mij te delen. Was ik jonger geweest, of minder ervaren, dan had ik waarschijnlijk minder mogen weten.” Een belangrijke conclusie: “In Kerek met zijn orale tradities, hebben batik en weefsels duidelijk nog de functie van een soort taal – een functie die in vele andere streken helemaal verwaterd is.”

Familieverhalen in batik

Nog steeds is Rens actief binnen de internationale kring van textielonderzoekers, schrijft artikelen en boeken en werkt mee aan tentoonstellingen. Op dit moment is ze betrokken bij verschillende projecten. Zo draagt ze een hoofdstuk over de batik bij aan de catalogus van de collectie Liefkes voor het Museum Volkenkunde in Leiden. Ook werkt ze samen met het Textiel- museum in Jakarta aan een Indonesisch boek over Tuban.

In samenwerking met Stichting Tong Tong stelde Rens Heringa de batik-tentoonstelling ‘Oma’s Sarong – Familieverhalen in Batik’ samen. Hij is bijzonder omdat het bij batiks in musea of particuliere collecties maar zelden voorkomt dat er zoveel persoonlijke informatie beschikbaar is gebleven. De batik-doeken in de tentoonstelling zijn al generaties in het bezit van Indische families in Nederland. Nu ligt de ene doek misschien opgerold in een kast, terwijl een andere dient als tafelkleedje. Maar zonder uitzondering werden ze alle zorgvuldig bewaard. Hoe kwam de doek in de familie en wat was de oorspronkelijke functie? En wat zeggen de kleuren en de patronen? Het bijzondere verhaal van elke batik wordt verteld aan de hand van kleine familiegeschiedenissen.

De tentoonstelling was in 2013 en 2014 te zien op de Tong Tong Fair in Den Haag.

Dit interview met Rens Heringa verscheen in 2013 in De Sobat, een magazine voor donateurs van Stichting Tong Tong. Auteur: Florine Koning