Rubens Agaatsz

Rubens Agaatsz: Ik heb over de hele wereld vlieger-vrienden

Rubens Agaatsz is een bekende verschijning op de Tong Tong Fair én daarbuiten. Velen kennen hem van zijn vlieger-workshops. Als het weer het toestaat, laat Rubens ook op het Malieveld vliegers op, soms met een spanwijdte van enkele meters. Op Facebook beheert hij de groep Tong Tong Fair Friends, die hij ook zelf opgericht heeft. Alle reden voor De Sobat om Rubens te bevragen over zijn liefde voor het vliegeren en de Tong Tong Fair.

Rubens Agaatsz werd in 1947 in Batavia geboren als oudste in een gezin van acht kinderen. Zijn vader had Menadonees-Chinese wortels, zijn moeder was Indo- Europees, familienaam Pelt van Lingen. Na de oorlog bleef de familie Agaatsz in Indonesië, en als het aan zijn vader had gelegen, was de familie voorgoed daar gebleven. “Maar mijn moeder miste haar familie die meteen na de oorlog naar Nederland was gerepatrieerd. Mijn vader, die architect was, was bang dat hij in Nederland niet aan het werk zou komen. Uiteindelijk realiseerde hij zich dat het moeilijk zou worden alle kinderen een goede opleiding te geven in Indonesië. In 1965 zijn we als spijtoptant in Nederland aangekomen.”

KLM-toestel Thomas Alpha Edison

Rubens weet nog precies met welk vliegtuig hij kwam: met KLM-toestel Thomas Alpha Edison. Hij weet ook nog precies hoe hij zich voelde: miserabel, want hij had zijn vriendinnetje achter moeten laten. De familie kwam in Zutphen terecht in het opvangcentrum Bornhof, waar in die tijd veel spijtoptanten werden opgevangen. Een jaar later verhuisde de familie naar het Brabantse Oisterwijk. Rubens: “Aangezien de diploma’s van mijn vader hier niet werden erkend en hij al 59 jaar was, werd ik de kostwinner van het gezin. Ik genoot een opleiding bij de Rijkswerkplaats (RWP), waar ik werd opgeleid tot elektriciën.”

Vliegeren in Indonesië

Als kind in Indië verhuisde Rubens veel: van Batavia naar Soekaboemi, van daaruit naar Soerabaja, weer door naar Jakarta en via Makassar uiteindelijk naar Nederland. Eén ding was een constante in Indië/Indonesië: de vliegers in zijn leven. “Als klein kind keek ik vol ontzag naar de vliegers van oudere jongens, hoog in de lucht. Ik wilde weten hoe zij de grote vliegers omhoog kregen, aan één lijn, als één persoon. Ik mocht niet aan hun vliegers komen en ben toen als kind van zeven zelf vliegertjes gaan maken. De staander en de ligger maakte ik van de stokjes van een sapoelidi. Het waren hele kleine vliegertjes die ik samen met mijn broertje verkocht in de kampong van Soekaboemi, voor 10 roepia-cent. Ik vliegerde bijna elke dag, behalve in het regenseizoen. Vliegeren kon iedereen, je hoefde niet rijk te zijn.” Zijn vliegers werden steeds groter en innovatiever. Rubens wilde eigen constructies maken. “Ik wilde dat de vlieger zou doen wat ik wilde, dat hij stuurbaar zou zijn. Dat zijn vliegers met één lijn en zónder staart. Vechtvliegers bijvoorbeeld hebben geen staart en kun je álle kanten opsturen. Prachtig.”

Pasar Malam in de Houtrusthallen

Maar de eerste twee jaar dat hij in Nederland was, dacht Rubens niet aan vliegeren. Hij was druk met werk, was de kostwinner van het gezin. Tot hij bij een Indische vriend in Tilburg een vlieger zag hangen. “Ik ben meteen weer begonnen met vliegers maken.” Datzelfde jaar, 1967, ging hij voor het eerst naar de Pasar Malam Tong-Tong in de Houtrusthallen. “Mijn tante had me een jaar eerder verteld: ‘We hebben hier in Den Haag een pasar malam, hoor.’ Ik kon het niet geloven!” Rubens wilde één dag gaan, maar bleef alle dagen. Wat hij daar zag in de Houtrusthallen? Vrienden en bekenden maar ook: vliegers. “Ik zag vliegers hangen van wel zes meter breed. Zo groot had ik ze zelfs nooit in Indonesië gezien.” Sinds dat jaar heeft Rubens geen editie meer over geslagen. “Ik plan mijn vakanties om de Tong Tong Fair heen en neem altijd een passe-partout. Wat ik zo bijzonder vind? Het is een ontmoetingsplaats. Ik weet één ding zeker: eenmaal per jaar gaan we elkaar daar allemaal zien.”

Amerindo’s

Als warming-up organiseert Rubens elk jaar een ‘Amerindo feest’ voor Indo’s uit Amerika, Australië en Canada, een week voor de Tong Tong Fair begint. Hij schat dat er jaarlijks zo’n vijftig à honderd Indo’s overkomen voor familiebezoek en de Tong Tong Fair. Op Facebook is Rubens de initiatiefnemer en beheerder van de groep Tong Tong Fair Friends. “Het woord friend, vriend, dat zegt eigenlijk alles.” Uiteraard beheert Rubens ook een Facebook-groep over vliegeren. “Ik heb over de hele wereld vlieger-vrienden.”

Workshops vliegeren

Ook als Rubens “niets zou doen”, zoals hij zegt, zou hij alle dagen op de Tong Tong Fair verblijven. Maar Rubens is een drukbezet man, geeft al jaren workshops in de Bengkel. Aanvankelijk assisteerde hij wijlen Ron Schröder en verkocht hij vliegers in Toko Ooom Piet van Lexa Jaffe. “Veel mensen kochten een vlieger voor de sier. Als ze wilden weten hoe ze hem konden oplaten, zei Lexa: ‘Vraag het Rubens’.” Zijn workshops vliegers maken zitten altijd vol; meestal is het aantal deelnemers groter dan het aantal beschikbare plaatsen. Maar een kind teleurstellen, kan hij niet. “Als ik dan zie hoe blij het kind is… Het is het mooiste wat er is.” Tijdens de workshops in de Bengkel leert hij jong en oud vliegers met staart te maken, die, als de weersomstandigheden het toestaan, ook op het Malieveld worden opgelaten. “Een vlieger met een staart kun je makkelijk oplaten én hangt mooi in de lucht.”

Vliegers oplaten

Maar, hoe laat je hem op? Rubens legt het nog eens uit: “De wind moet van achteren komen, als je haren naar voren waaien staat er genoeg wind. Laat de vlieger los en laat het touw vieren.” De wind doet de rest. Als Rubens geen workshops geeft, verkoopt hij vliegers in een stand op de Grand Pasar of laat zijn vliegers stunten boven de tenten van de Tong Tong Fair.

Dit interview verscheen in 2015 in De Sobat, een magazine voor donateurs van Stichting Tong Tong. Auteur: Florine Koning