Rob Pronk: “Ik heb veel bereikt”
Jazzmusicus en arrangeur Rob Pronk (1928-2012) speelde samen met ‘de groten der aarde’ zoals Artie Shaw en Marlene Dietrich (“bepaald geen zangeres zonder naam”). Jazzkenner Michael de Ruijter noemde hem “the godfather van de bebop in Holland”. In 2007 speelde Rob Pronk op de Tong Tong Fair in een themaprogramma over de Indische roots van de Nederlandse jazz. Hij werd geïnterviewd in De Sobat. “Ik ben een fortuinlijk man”, vertelde hij toen. Want iedereen die Rob Pronk bewonderde, kruiste vroeg of laat zijn pad.
‘Er zijn legio Indische gezinnen waarvan alle kinderen muzikaal zijn en een of ander instrument bespelen. ‘Familie-bands’ zijn geen uitzondering. Maar het komt maar hoogst zelden voor, dat alle spruiten van een gezin een werkelijk hoog muzikaal niveau bereiken. Dat is het geval met de kinderen van de familie P.N. Pronk: Rob, Babes en Rudy. U kent ze toch?’
Aldus schreef wijlen Maus Rugebregt in de zevende jaargang van de Tong-Tong. Rob Pronk (1928, Kalisat) reageert verbaasd en enthousiast als hij het artikel Pronkstukken van de jazz in handen krijgt. Op een van de foto’s is Rob Pronk te zien als trompettist maar de veelzijdige jazzmusicus zou zich later richten op de piano en vooral naam maken als arrangeur.
Pronk is nog steeds een veel gevraagd en actief jazzmusicus. Hij speelde samen met ‘de groten der aarde’ zoals Artie Shaw (“mijn idool!”) maar ook met Marlene Dietrich (“bepaald geen zangeres zonder naam”). Jazzkenner Michael de Ruijter noemde hem “the godfather van de bebop in Holland”. “Ik ben een fortuinlijk man”, vat hij samen. Want iedereen die hij bewonderde, kruiste vroeg of laat zijn pad.
Glenn Miller
Hij weet nog hoe hij in Indië in de jaren dertig naar de radio-uitzendingen van de NIROM, onder meer Het Arendsnest, luisterde en veel Charlie Overbeek Bloem hoorde. “Maar ik hield meer van Teddy Wilson, een pianist die echt oorspronkelijke muziek maakte.” Daar hoorde hij ook bassist Dick van de Capelle (“een tovenaar die zijn tijd erg vooruit was”) met wie zelf later zou spelen. In Soerabaja ging hij naar de Sociëteit Hellendoorn om naar jazz te luisteren. “Nog voor de oorlog kende ik In the mood van Glenn Miller! In Indië waren jazzplaten en bladmuziek makkelijk te krijgen.” Toen het gezin in 1940 naar Bandung verhuisde maakte Rob Pronk kennis met bassist Eddie de Haas (beter bekend onder zijn artiestennaam Edgard O’ Hare) die zijn buurman was. Hij speelde samen met hem in een orkestje.
Jerry van Rooijen
In de oorlogsjaren luisterde Pronk (zijn vader was geïnterneerd, de overige familieleden bleven buiten het kamp) veel naar jazz grammofoonplaten, Amerikaanse jazz. “Ik hoorde veel big band jazz zoals van Duke Ellington.” Na de oorlog zag Pronk Tom van der Stap en zijn Witte Raven, een big bandorkest waarin ook Jerry van Rooyen zat. Het orkest trad op voor de Nederlandse troepen. Pronk: “Ik had nog nooit een big band live gehoord!”
Dutch Swing College Band
In 1947 ging Pronk naar Nederland. “De eerste die ik in Nederland opzocht was Peter Schilperoort van de Dutch Swing College Band. Ik woonde in de Meloenstraat in Den Haag, Peter in de Klimopstraat. Daar ontmoette ik ook Jerry van Rooyen weer die mij de beginselen van arrangeren leerde.” De jazzmensen ontmoetten elkaar in de naoorlogse jaren in een jazzclub in de Schoolstraat. In 1948 begon hij aan een studie economie in Rotterdam. Maar de muziek trok hem meer: Pronk switchte naar het conservatorium. “Ik heb mijn leven lang muziek willen leren, niet zozeer willen spelen.”
Pronk vertelt dat hij een relatief gehoor heeft, geen absoluut. “Daar ben ik blij om. Mensen met een absoluut gehoor hebben vaak moeite om tonen uit elkaar te houden. Maar ik hoor de opeenvolging van akkoorden. De omgeving van een akkoord kan heel bepalend zijn voor hoe iets klinkt.” Misschien wel vanwege dat relatieve gehoor is Pronk arrangeur geworden.
Pronk draait er niet omheen: “ik heb veel bereikt”. Maar hij moet “huilen” als een bandlid hem vertelt “trots op hem te zijn”. Zijn vader kreeg het nooit over zijn lippen. Het zit hem nog steeds dwars.
Dit interview verscheen in 2007 in De Sobat, een magazine voor donateurs van Stichting Tong Tong. Auteur: Florine Koning.