Yvonne Keuls: “Aandacht en aanraking is iets heel Indisch”
De gemeente Den Haag kende Yvonne Keuls in 2012 de prestigieuze Cultuurprijs toe. Op 24 mei dat jaar nam de populaire schrijfster (Batavia 1931) de prijs op de 54e Tong Tong Fair in ontvangst. Haar uitgever Ambo/Anthos eerde haar met een Schrijversprentenboek, het Letterkundig Museum met een tentoonstelling. Indisch Anders sprak met Yvonne Keuls over haar Indische werk.
“Een wereld ging voor mij open.”
U bent begonnen als dramaturg, schreef daarna sociale romans, o.a. Jan Rap en z’n Maat. In 1989 waagde u zich aan uw eerste Indische boek, Indische tantes – over de lotgevallen van uw Indische grootfamilie. Waarom toen?
“Omdat ik er niet eerder mee geconfronteerd was. Ik was altijd heel druk bezig, kwam niet aan mezelf toe. Pas later, toen mij – door omstandigheden – gevraagd werd: wie is dat kind in jou dat zich met al die sociale omstandigheden bemoeit? Toen ben ik gaan denken: wie is dat kind? Ik kwam terecht op dat Indische kind dat ik was, van die Indische moeder.
“In 1979 kwam ik voor het eerst in Indië. Ik zette voet aan wal en was thuis. Ik dacht: hoe is het mogelijk dat ik al die jaren zonder dit geleefd heb? Toen ben ik pas mijn Indische moeder gaan ontdekken, ben ik gaan begrijpen waarom ze was zoals ze was. En toen ben ik ook al mijn Indische tantes gaan ‘opgraven’. Toen ben ik over ze gaan schrijven.”
Wat ontdekte u?
“Een wereld ging voor mij open. Ik had de tantes wel gezien, ik had met ze geleefd! In een hele close familie had ik met ze geleefd. Ik had hun taal in me opgeslagen, wat ik helemaal niet wist.”
Als ik de dialogen lees in uw boeken, u absorbeert taal van anderen…
“Zonder dat ik het wist. Ik ben een auditief schrijver. Je hebt schrijvers die het eerst moe ten zien, maar ik moet het eerst horen. Dan sla ik het in mij op, niet dat ik het dan vergeten ben. Ik kan net als een papegaai die klanken nabootsen. Die term auditief schrijver heb ik van Johan Fabricius. Johan heeft ooit tegen mij gezegd: ‘Jij kan de klank van de taal van mensen in je opslaan en reproduceren.’”
Dat kon Tjalie Robinson ook heel goed…
“Edy Seriese heeft in het Schrijversprentenboek geschreven, dat de manier waarop ik de verhalen van mijn moeder overbreng, de stijl is van Maria Dermoût. De manier waarop ik de kleine Indo gestalte geef, is de manier van Tjalie Robinson. Edy Seriese zegt: ‘Je zit er tussen in, je bent de literaire dochter van die twee.’”
U bent net als Robinson ook activistisch.
“Ik kom overend als het onrecht bestreden moet worden. Dat komt, ik ben een oorlogskind. Toen de oorlog afgelopen was, had ik TBC. Maar doordat de Canadezen penicilline hadden, ben ik er doorheen gekomen. Ik ben me er heel erg bewust van geweest dat ik met het leven dat ik gekregen had, dus ook iets moest. De bevestiging van dat ‘moeten doen’ is gekomen op mijn veertiende jaar, toen ik in aanraking kwam met de literatuur van Charles Dickens. Ik heb door hem geleerd dat je niet alleen je eigen emoties verwerkt, maar dat je de emoties van anderen, meestal slachtoffers, kunt verwoorden en aan kunt bieden. Dickens is een verteller. Ik vind: de verteller in Nederland wordt onderschat, staat op de tweede plaats. Zo hoog als de verteller in Engeland staat…”
Uw Indische moeder heeft een grote invloed op u gehad. Met haar verhalen bent u de oorlog doorgekomen.
“Zij is een vertelster. Alles kwam over ons hoofd, tot vlakbij vielen de bommen bij ons neer. Dan telde ik: 21, 22… vroeg toch: ‘En, en, hoe liep het af?‘ Dat wilde ik wéten. Dan zei ze: [Indisch accent] ‘Nou, dat zal ik je vertellen…’ Ik ben gevoed door die dialogen.”
Waarom kiest u voor die dialogen? Waarom voor die vorm?
“Een mens uit zich door wat hij zegt, zijn stem. Niet alleen wat hij zegt, maar ook door de klank. Dat vind ik het ontzettend leuke van Indische mensen: die hebben zo’n Indische tongval: ‘Nou seg…’ Dat geknepene in die neus, in die huig. Dan krijg je een andere taal. Die taal is verbonden aan die stem… en dat eeuwige herhalen, dat herhalen… ‘Hij was een verteller, en weet je, hij was ook, hij was toch ook een verteller’. Dan komt het weer terug. Het eeuwige herhalen, alsof het een bezwering is.”
Drie geschenken uit het oosten
Uw moeder sprak over drie geschenken uit het Oosten: de tijd is een altijd aanwezige niet opjagende factor. De weldaad van de aanraking. Het geheim van de woorden. Wat bedoelde zij?
“De westerse aandacht is heel duidelijk van: ‘Ik praat wel met jou maar ik zit met mijn hersens ergens anders want ik moet om zo laat, dat en dat.’ Maar oosterse aandacht is een aandacht gericht op de mensen tegen wie je praat. En wat je tegen die mensen zegt, heeft te maken met jou en mij, het is een samengaan.
“De weldaad van de aanraking: als mijn moeder ging vertellen, pakten we elkaars hand allemaal. Dan zaten we in een kring om haar heen, de kring was gesloten. Als mensen praten, dan raken ze je aan. En ze kijken je aan, kijken is ook aanraken. Aandacht en aanraking is iets heel Indisch. Dat heb ik als geschenk gekregen.
“Het geheim van de woorden: wat mensen zeggen, dat is niet alles. Er zitten dingen áchter.
“Maar ik wil er nog één aan toe voegen; niet elk geheim hoeft ontrafeld te worden. Er zit een geheim achter de woorden maar het kan ook zijn dat je zegt: laat maar, dat wil die persoon houden. Begrijp je? Maar je moet wel weten dat het geheim er ís. Dat is heel erg oosters, heel erg Indisch. Het heeft te maken met de sfeer die daar is. Ik ga elk jaar naar Indonesië en daar ben ik thuis. Maar waarom voel ik me er thuis? Omdat déze dingen kloppen!”
U bent een verteller en komt uit Indië, net als Victor Ido, Maria Dermoût, Tjalie Robinson. Indische schrijvers zijn vertellende schrijvers?
“Ja. Vertellen heeft heel erg te maken met iemand die luistert. Als je een verhaaltje vertelt voor het slapen gaan, dan wil dat kind het horen, dat verhaal. De mensen in Indië hebben de tijd voor de ander, dus je kúnt ook vertellen, de ander luistert wel. Djam karet, tijd genoeg. Je kunt trekken aan de tijd.”
Dit interview verscheen in 2012 in Indisch Anders, boekenkrant bij het Tong Tong Festival voor lezers met een belangstelling voor (post)koloniale letteren. Download de krant hier. Auteur: Florine Koning.